Over anderhalve maand treedt naar alle waarschijnlijkheid het vrouwenquotum in werking. Ik heb dat altijd een ongemakkelijk onderwerp gevonden. Ik zag altijd graag een wereld waarin alle groepen van de samenleving, dus ook vrouwen, goed vertegenwoordigd zijn. Maar een wettelijke verankering, dát ging me te ver. Totdat ik onlangs weer even aan de ‘oude wereld’ mocht ruiken. De oude financiële wereld, welteverstaan. Is vrijblijvendheid voor deze sector wel voldoende?
Vrouwen kregen en krijgen structureel te weinig waardering, te weinig zichtbaarheid. Ik heb daar zelf eens verandering in willen brengen, met een – zoals ik het nu zie – wat ongelukkige aanpak door een tijdschriftrubriek ‘female financials’ in het leven te roepen. Dat was nadat ik constateerde dat iedere uitgave vol stond met portretten van mannen.
Natuurlijk had ik de geportretteerde vrouwen beter gewoon met eenzelfde insteek als de mannelijke geportretteerden kunnen benaderen. Wijsheid achteraf. En ze hadden ook zélf mijn tijdschrift kunnen benaderen, net zoals hun mannelijke collega’s soms deden. Vrouwen moeten zelf opstaan, zelf hun positie claimen. Bedrijven moeten op hun beurt natuurlijk niet discrimineren en hebben de taak om vrouwen gelijke kansen en evenveel ruimte te bieden als mannen. In combinatie met de zachte dwang vanuit de overheid de afgelopen jaren zou dat genoeg moeten zijn, toch?
Mannen van een zekere leeftijd - en dito gedrag
Ik kan me een bankencongres herinneren, volgens mij in 2016, waarbij ik zowel de jongste als een van de drie vrouwen was die er rondliepen. Dat was de bankenwereld zoals ik ’m altijd had gekend: met de geijkte ‘mannen van een zekere leeftijd’. En voor een deel met dito gedrag. Ik las onlangs een boek van Anouschka Laheij (gespreksleider op veel congressen) waarin ze dat type als volgt omschrijft: “Heel soms kom ik ze nóg tegen: die mannen die vinden dat ze me eerst op de proef moeten stellen voordat ze zich overgeven. […] Blanke, grijze mannen die floreren als ze hun publiek toespreken zoals in een collegezaal”. Need I say more?
Het is gelukkig een uitstervend ras. Dat congres zie ik dan ook als het staartje van de oude wereld. Ondertussen vond namelijk, mede dankzij de fintechs, verjonging én vervrouwing plaats. De effecten daarvan ondervond ik tijdens een Euroforum-congres niet veel later. Ik lees in mijn aantekeningen terug dat er toen “relatief veel vrouwen” waren; ruim 30%, volgens mijn eigen schattingen. Het bewijst maar weer dat ik het blijkbaar volstrekt normaal vond dat vrouwen in de minderheid waren. Vervang het woord ‘vrouwen’ door ‘mannen’ en je krijgt een absurde stelling.
Geldingsdrang
Het afgelopen decennium is er in mijn ogen het nodige verbeterd. Toch kom ik een enkele keer nog wel het ouderwetse staaltje machtsvertoon tegen. Zo mocht ik een ronde tafel hosten en verslaan. De opdrachtgever had me van tevoren enkele namen gegeven van tafelgasten die ze in ieder geval graag aanwezig zagen. Sommigen van hen deden op hun beurt ook weer suggesties.
Wat opviel, was dat het bijna allemaal mannen waren. Voor een deel ook een bepaald type man. Ik hoorde het al bij de voorgesprekken aan de telefoon, aan de manier waarop ze me te woord stonden. Hoe ze probeerden mij in een nederige hoek te drukken. Ik ging weer tien jaar terug in de tijd.
De climax: een financial die in een telefoongesprek met mij zich afvroeg wat gast X eigenlijk aan tafel te zoeken had. Hijzelf had tenslotte aan de wieg gestaan van….Hij was degene die…Wat had gast X nou eigenlijk te zeggen? Het was gênant. Dan ben je de 60 gepasseerd – je sporen wel verdiend, zou ik zeggen - en heb je nog zoveel geldingsdrang. Einde van het liedje: de financial blies de aftocht. Een vorm van natuurlijke selectie, zullen we maar zeggen.
Zelfreflectie
Het zette me aan het denken. Sterke mensen onderscheiden zich juist door nóg sterkere mensen aan te trekken. De meeste mensen neigen er echter naar zich te omringen met gelijkgezinden. Soort zoekt soort. Mannen kiezen mannen. Maar als ik vóór meer vrouwen in de bestuurs-top ben en tegen een wet daarvoor, had ik dan zelf niet een rol in dit geheel? Ik behoor toch ook tot dat bedrijfsleven dat niet moet discrimineren en vrouwen gelijke kansen moet geven? Moest ik zelf dan niet op zoek naar een diverser genootschap voor mijn sessie? Ook als dat betekende dat me dat waarschijnlijk meer tijd zou kosten? Ik vroeg me af of ik me niet te veel had laten leiden door het lijstje met suggesties van mijn opdrachtgever en de suggesties van mijn tafelgasten? Uiteindelijk concludeerde ik dat ik het niet goed had aangepakt en nodigde ik een aantal gasten met een ander dna uit.
De oude wereld zal langzaam uitsterven. Dat ontslaat ons niet van de plicht om onszelf af en toe onder de loep te leggen en kritisch te blijven over wie we uitnodigen, wie we ‘spreekruimte’ gunnen, wiens ideeën we adopteren. Zijn we misschien soms wat bevooroordeeld? Zoeken we niet naar de makkelijkste of bekendste weg? Voor mijn eigen gedrag heb ik het antwoord wel: een volmondig ja. Ik zal me vast nog regelmatig laten meesleuren en onder het mom van ‘de waan van de dag’ in oude valkuilen trappen. Maar ik zal voortaan goed in mijn oren knopen dat ik onderdeel ben van ‘het bedrijfsleven’ en zelf dus ook verantwoordelijkheid dien te dragen.
Het bedrijfsleven, en de financiële sector misschien wel voorop, heeft naar mijn mening de taak om kritisch en alert te blijven. Wet of geen wet. Van een beetje meer zelfreflectie is niemand slechter geworden.
Suzanne Wijers